Inleiding

Steek je tijd in naar een training gaan. Hoe maakt je dat effectief? Manage verwachtingen en stijl van de docent en die van jezelf. 

Het 2e semester is weer begonnen deze februari 2020 en als docent wil ik graag zo effectief mogelijk zijn. Daarvoor is het ook fijn als studenten weten hoe zij het beste leren. Komende week ga ik verder in gesprek met mijn studenten, eerst als groep dan individueel om de best mogelijke aansluiting te vinden. Standaard wil ik erg goed zijn in wat ik voor werk doe. En dat is een doorlopende studie als je docent/trainer wil zijn. Het managen van een onderneming is redelijk voorspelbaar en vast modellen zijn toe te passen. In een train situatie is dat niet het geval. Vandaar wat studiewerk dat ik doe. Hier

 

Advies:

Weinig tijd: Kijk naar de tabel aan het eind van deze blog en bepaal welke leerstijl bij welk onderdeel van de cursus zou passen. Meer tijd? Maak kennis hoe leren over leren tot stand is gekomen. Meer blog berichten gaan je meenemen in de verschillende ‘Leer theorieën’ en welke educatieve tools er zijn en Rudolph aan het inzetten is.

 

Definitie - Leren

Leren is een doorlopende verandering in gedrag, of in het vermogen je te gedragen op een bepaalde manier, die het resultaat is van oefening of andere vormen van ervaring.

 

Leertheorie en filosofie

Vanuit een filosofisch perspectief kan leren geschaard worden onder de activiteit ‘epistemology’ dat refereert naar de studie van het bestaan, natuur, en methode van kennis. Hoe kan je iets weten? Hoe kan je iets nieuws leren? Wat is de bron van kennis?

Twee visies: Rationalisme en Empiricisme.

 

Rationalisme

Kern: Dit refereert aan de gedachte dat kennis komt van denken (reason), zonder gebruik te maken van wat je sensoren je vertellen. 

Men heeft dus een duidelijke scheiding tussen mind en matter, tussen geest en materie. Plato maakte met deze scheiding een start door te zeggen dat er een verschil is tussen kennis die komt van nadenken en kennis die tot je komt via je sensoren. Huizen, planten zien of herkennen komt tot mensen via de sensoren, en mensen ontwikkelen ideeën door daarop te reflecteren. Door een bloem te bestuderen, ontwikkel je een variant van schoenveters, namelijk de klittenband, die hetzelfde doet als een plantblad dat zich hecht aan dieren. Nadenken is dan de hoogste menselijke vaardigheid, want door reflectie ontwikkelen mensen abstracte ideeën. De echte kern van een huis of planten kan je pas leren kennen na reflectie over het idee dat een huis of plant is.

 

Twijfel als drijver van kennis

Rene Descartes (1596-1650) zag twijfel als een methode van onderzoek. Door te twijfelen, kan op op zaken komen waar je niet meer over twijfelt en die dan waar zijn. (RR: maar dit blijft gebeuren door de kennis die je hebt opgedaan door je sensoren en de filter die jouw beperkte geheugen is).

Quote: Ik denk dus ik ben

Net zoals Plato zag Descartes een verschil tussen mind en matter. Echter zag Descartes matter als een mechanische iets. Wel zag Descares een interactie tussen mind en matter.

 

Orde in je hoofd, chaos is om je heen.

Het rationalisme werd verder uitgebouwd door Immanuel Kant (1724-1804) die stelt dat je wereld buiten je erg ongeordend is en dat je geest daar ordening in aanbrengt.


[RR: zie hier ook informatievewerking logica: sensors naar > korte termijn geheugen (max 7 data plekken en seconden vasthouden) naar > Lange termijn geheugen en daar linken leggen met reeds bestaande informatie. Dat kan je dan efficient maken door te 'scaffolden' en chunking te doen. 


Bijdrage

[nog vullen, zit niet in boek]

Kritiek

[nog vullen, zit niet in boek]

 

Welke theorieen passen onder Empiricism?

Cognitive theorieen.

  

Samenvatting – Rationalisme.

Rationalisme is de doctrine dat kennis komt uit de mind. Er is een externe wereld waar mensen sensory informatie krijgen, ideeën ontstaan door de werking van de mind.

Though-Leaders: Plato, Descartes, [meer? Actueler?]

 

Empiricism

Kern: Anders dan rationalisme die zegt dat alles komt van denken, vindt het Empricism dat ervaring de enige bron van kennis is. 

Deze visie komt van Aristotle (384-322 v.Chr) die net een scherp onderscheid maakte tussen mind en matter. Matter is de basis van het materiaal waar de sensoren iets mee doen, signalen door maken, die op zijn beurt worden geinterpreteerd door de mind. Anders dan Plato, die de leermeester was van Aristoteles, vond Aristotlers dat ideen niet los kunnen bestaan van de externe wereld. De externe wereld is de bron van alle kennis.

 

John Locke (1632-1704) dacht dat alle kennis komt van twee bronnen: sensory indrukken van de externe wereld en persoonlijk bewustzijn.

 

Ook nog

George Berkely (1685-1753) dacht dat de mind de enige realiteit was. En dat ideeën komen van ervaringen. Daarmee was hij een empirist.

David Hume (1711-1776) vond dat mensen nooit zeker kunnen zijn van de externe wereld en dacht dat ook mensen niet zeker kunnen zijn van hun eigen ideeën. Individuen ontwikkelen ideeën door de filter van hun ideeën, die de enige realiteit zijn.

John Stuart Mill (1806-1873) vond dat simpele ideeën de complexe ideeën vormen. Maar dat complexe ideeën niet uitsluitend uit simpele voortkomen. 

 

Bijdrage 

Kritiek

[nog vullen, zit niet in boek]

 

Welke theorieën passen onder Empiricism?

Conditioning theorieën.

 

Samenvatting - Empiricism  

Ervaring is de enige vorm van kennis.

De externe wereld is de basis van mensen hun indrukken. Die indrukken maken complexe stimuli en mentale (denk) patronen.

Though-leaders: Berkely, Hume, Mill.

 

 

Begin van de psychologie van ‘Studie van leren’.

 

Moeilijk is te zeggen wanneer men echt studie ging nemen van leren (Mueller, 1979).

 

Twee belangrijke personen: Wundt en Ebbinghaus.

 

Wilhem Wundt 

Leipzig (1832-1920)

Oprichter van het eerste psychologische laboratorium.

Psychologie is de studie van de mind.

Bijdrage: Wundt’s bijdrage is dat psychologie werd gezien als een discipline en experimenteren als een methode om kennis te vergaren en te verfijnen.



 

Hermann Ebbinghause

(1850-1909)

Valideerde de experimentele methode en bevestigde psychologie als een wetenschap.

Onderzocht hogere mentale processen door onderzoek naar geheugen.

Accepteerde de principes van associatie en hij geloofde dat leren en het het terughalen van kennis afhankelijk is van de frequentie dat je in aanraking komt het met materiaal.

Onderzoekmethode: eigen ontdekkingen bij hemzelf.

Bijdrage: Twee belangrijke ontdekkingen:

1. He is beter of leren te spreiden. (distributed practice)

2. Nonsense syllables: iets met klinker en medeklikers.

Kritiek: zijn onderzoek is zeer beperkt: hij gebruikte alleen zichzelf als proefpersoon.

Kritiek: Twijfel is er over zijn wetenschappelijkheid: de meeste onderzoeken waren met slecht een persoon, namelijk hemzelf.

 

Nu is psychologie een wetenschap en Studie over leren een discipline.

 

Twee perspectieve komen nu op: 


Het Structuralisme en Functionalisme.

Structuralisme

Auteur: Edward B. Titchener (1867-1927)

Student van Wundt

Directeur van het psychologisch lab van Cornell University.

Importeerde de experimentele methode in de U.S.

 

Kern: de mind is een verzameling van associaties van ideeën. En het bestuderen van de complexe mind, vereist dat men de verzameling opdeelt in losse ideeën (Titchener, 1909)

Onderzoekmethode: introspectie.

Structuralisten gebruikten introspectie als experimentele methode. Introspectie houdt in dat je 'naar binnen kijkt' en je eigen mentale processen observeert. De mensen die meedoen in het onderzoek worden gevraagd om naar objecten te kijken en wat zij daarvan denken, hun perceptie, te beschrijven. En dan zonder verdere uitleg, dus zonder interpretatie. Op die manier proberen de onderzokers de mentale processen af te leiden.


Bijdrage: Nog invullen

Kritiek: Introspectie is moeilijk zuiver te krijgen. Mensen nemen indrukken en labels mee. Het onderzoeken van associaties is ok, maar men had geen idee hoe de associaties gemaakt zijn.


Functionalisme

Definitie: Functionalisme is de visie dat mentale processen en gedragingen van levende organisme hen helpt zich aan te passen aan hun omgeving. (Heidbreder, 1933)

Auteurs: William James en Dewey.

Onderzoekmethode: introspectie.

William James (1842-1910) stelt in een werk van 1890, dat bewustzijn een continu proces is, meer dan een dat het een collectie is van onderscheidende bits van informatie. Iemand zijn gedachtestroom veranderd doordat ervaringen veranderen.

 

Dewey (1896) stelt dat psychologische processen niet verdeelt kunnen worden in losse delen en dat bewustzijn gezien moet worden op een holistische manier. Als voorbeeld een baby die een kaars ziet, de aanraakt, pin voelt en zijn hand terug trekt. Vanuit een stimulus – response perspectief is de pijn een stimulus voor het terugtrekken van de hand. Dewey argumenteerde dat de volgorde beter te begrijpen is als je het ziet als een aaneen gesloten keten waarin kijken en aanraken mekaar beïnvloedden. (RR: deze snap ik nog niet goed)


Bijdrage:


Kritiek:


Leren en instructie

Je kan nog zoveel studeren over het mensen studeren en leren, maar uiteindelijk gaat het om de manier van leren leren verder te verbeteren. Iemand iets leren kan je instructie noemen en het is schijnbaar, schrijft het boek, een lange tijd geweest dat deze combinatie tussen de onderzoek naar leren, dus hoe je leert, en het onderzoek naar onderwijzen, instructie geven.

 

Redenen

  • Verschillende wetenschappers met verschillende interesses.
  • Onderwijzen is een kunst, niet een wetenschap zoals psychologie vond men lang.
  • De gedachte dat de twee domeinen, leren en instructie door andere methodes worden overheerst.
  • Traditionele manieren van onderzoek zijn niet goed genoeg om instructie te onderzoeken en tegelijk te onderzoeken hoe leren werkt.

 

Kritiek / Vervolg

Onderzoekers zien steeds meer onderwijs als het creëren van leer omgevingen die studenten helpen om hun cognitieve activiteiten uit te voeren die nodig zijn om vaardigheden te ontwikkelen en denk vaardigheden (Floden, 2001)

 

 

 

 

Behavioral

Construct

 

 

Docenten moeten een omgeving maken waar studenten goed kunnen reageren op stimulie

Leren moet meaningfull worden gemaakt en in aanmerking nemen de percepties die studenten over zichzelf hebben en hun leeromgeving. 

 

Hoe vindt leren plaats?

Omgeving heeft groot belang: stimulus en responses.

Aandacht voor verschillen tussen studenten.

Hoe studenten informatie verwerken is belangrijk.

Aandacht voor student zijn denken, beliefs, houding en values.

 

Wat is de rol van het geheugen?

- Zijn neurologische processen die ontstaan door externe stimuli.

- Vergeten komt door te weinig gebruik.

> Herhaal de stof om de response van studenten te versterken.

Promimente rol.

Gaat over encodign

Retrieve komt uit relevante cues.

Hoe wordt geleerd bepaald hoe het opgeslagen en kan worden opgehaald.

> presenteer materiaal zodat de student die kan organiseren, verbinden met wat ze al kennen en het onthouden op een zinvolle manier.

 

 

Wat is de rol van motivatie?

- Het verhogen van de waarschijnlijkheid van het doen van gedrag. 

- Gemotiveerd gedrag komt door reinforcement. 

- Geen verschil tussen leren en alle gedragingen.

- Leren en motivatie is gerelateerd maar niet hetzelfde.

- Docenten moeten nadenken over motivatie effecten van instructie.

 

Hoe vindt de tranfer plaats?

- Door dezelfde stimuli aan te bieden.

- Generaliseer van schoolsituatie naar wereld situatie.

 

> Geef stimuli en leg overlap uit.

- Transfer vindt plaats als studenten begrijpen hoe ze kennis kunnen toepassen in verschillende situaties.

- Hoe informatie opgeslagen wordt is belangrijk.

- Hoe je kennis kan gebruiken, wordt op zelfde plek opgeslagen als de kennis zelf.

- Situaties hoeven niet dezelfde elementen te delen.

 

> wat is het belang voor de student? Hoe in verschillende situaties toe te passen?

 

 

Welke processen spelen een rol in zelf-regulatie?

- Student zet zijn eigen manier van herhalen op. Stimulus naar response.

- Self-monitoring, self-instruction, self-reinforcement.

 

- Nadruk op aandacht, herhaling, gebruik van leer strategieën en monitoring van begrijpen.

- Kernelement is keuze. Studenten moeten enige keuze hebben in hun motivatie om te leren, tijd besteding, kwaliteit en setting. (Zimmerman, 1994, 2998, 2000)

 

Wat zijn de gevolgen voor instructie?

- Vormen van associaties tussen stimulie en response door selective herhaling en correcte responses leren.

 

> goed te gebruiken bij eenvoudiger manier van leren.

- Informatie processing, geheugen netwerken, perceptie van omgeving, docent, klaslokaal, collega’s, organisatie)

 

> goed voor complexe vormen van leren.

 

 

 

Effectieve leer technieken 

Deze zetten de beste theoretische modellen in voor het type van leren waar je op dat moment mee actief bent.



Leertheorie in onderwijs

Praktijk en theorie beinvloeden elkaar. De praktijk kan de theoretische voorspellingen bevestigen of veeanderen andiveren.


Gedragsgerichten en cognitieve theorieen.

De theorieen die zich richten op gedrag, het zegt het al, zien leren als iets waarin jouw gedrag veranderd. Dat kan zijn in de mate of frequentie waarin het veranderd. En men ziet dit als een functie van de omgevingsfactoren.

Deze theorieen zeggen dat leren het vormen van relaties tussen sitmulie en response inhoudt.

Cognitieve theorieen benadrukken het maken van mentale structuren in je hoofd en het verwerken van informatie en beliefs. Het is een interne gebeurtenis die komt door wat mensen om de persoon heen zeggen en doen.


>> Toepassingen voor onderwijs.

Gedragstheorieen: richt de omgeving goed in zodat studenten kunnen reageren op stimulie.

Cognitieve theorieen: laat het leren betekenisvol zijn. En besef hoe jouw instructie de denkwijze van de student beinvloed tijdens het leren.