Inleiding

Deze stroming heeft tegenwoordig niet veel support meer. Blijft wel belangrijk.

Daarom in dit stuk, de highlights alleen.

 

Aan het eind van dit artikel kan je:

  • Uitleggen hoe in het connectionisme het aanleren van gedrag wordt opgevat.
  • Beschrijven wat duurzame bijdragen zijn van de onderwijspsycholoog Thorndike.
  • Uitleggen hoe responsen worden geconditioneerd en gegeneraliseerd volgens Klassieke Conditionering.
  • Aan de hand van een voorbeeld het proces beschrijven waarin een neutrale gebeurtenis of omgeving gekoppeld wordt aan een emotionele reactie.
  • Uitleggen, aan de hand van contigue conditioneringsprincipes, hoe bewegingen worden gecombineerd tot een optreden.
  • Skinner’s drie componenten-contingentie model van operant conditioneren beschrijven.
  • De volgende kernconcepten van operante conditionering beschrijven en verduidelijken met concrete voorbeelden: reinforcement (bekrachtiging); positive reinforcement (positieve bekrachtiging); negatieve reinforcement (negatieve bekrachtiging); extinction (uitdoving); punishment (straf); generalisation (generalisatie); discrimination (discriminatie); shaping (shaping); en het Premack principle (Premack principe).
  • Uiteenzetten welke schema’s ingezet kunnen worden om gedrag te conditioneren, of reeds geconditioneerd gedrag te bestendigen, en daarbij aangeven welke schema’s in welke situaties het meest geschikt zijn.
  • Het behavioristische model van zelfregulatie bondig beschrijven.
  • Beschrijven hoe behavioristische operante onderwijsprincipes zoals gedragsdoelen, leertijd en mastery learning toegepast worden in de onderwijspraktijk.

 


 

Connectionisme

 

Train en Error leren

Thorndike stelt dat de meest fundamentele manier van leren bestaat uit:

- hoe vormen van associaties (connecties),

- tussen ervaringen die komen uit je sensoren (perceptie of stimuli of events),

- en neurale impulsen (responses),

- die zich manifesteren in gedrag.

Hij geloofde dat het leren vaak ontstaat door trail en error.


Bijdrage: Thorndike was een belangrijke Amerikaanse psycholoog en zijn leertheorie van het connectionisme was in Amerika dominant in de eerste helf van de twintigste eeuw.

Drie bijdages specifiek:
1. Principes van lesgeven: docenten moeten studenten helpen bij het vormen van goede gewoontes.

2. Volgorde van curricula. Als je een vaardigheid wil aanleren, moet het eerst geintroduceerd worden.

3. Mentale disipline: het leren van een specifiek vak helpt om je algemene mentale functie te verbeteren. Meer dan algemene vakkan te leren.


Law of Exercise en Law of Effect

De Law of Exercise, de Wet van Oefening: deze heeft twee delen: Law of Use en de Log of Disuse. De wet van Gebruik is een dat de reactie op een stimuli de connectie zal versterken. De wet van Niet-gebruik, is dat als er geen verbinding is dat de connectie zal verslappen. Je het zal vergeten.

 

Deze wet benadrukt het gevolg van gedrag: Wat beloond wordt, zal geleerd worden, wat bestraft zal worden zal vergeten worden.

 

[RR: dit is wel een erg hoog over gedachte, die daarom wel steeds zal passen. Bij het lezen van de werken van Prof. Antonio Damasio, kom ik er ook wel op. Die verwijst veel naar het diepste deel van onze atomen, die dan een ‘homeostase’ werking hebben. Een werking waar overleven het belangrijkste is.]

 

Law of Readiness

Dit zegt dat als iemand bereidt is actief te worden, dat dan ook doen een gevoel van waardering zal geven en als je niet in actie schiet dat dan als straf gevoelt wordt. Heb je honger, eet je en is fijn. Ben je moe en moet je nog doorgaan, voelt dat als straf.

 

Vervolg

Thorndike heeft zijn onderzoek vernieuwd omdat hij tot de conclusie kwam dat onderzoek zijn theorie niet ondersteunde. 

 

FINDING: de herhaling van een stimuli hoeft niet de kans op dezelfde toekomstige reactie daarop te vergroten.

[RR: hier nog verder over onderzoeken, want koop het niet geheel deze nieuwe finding].

 

FINDING: de oorspronkelijke gedachte was dat het effect van satisfiers en annoyers mekaars tegenovergestelde waren, maar te vergelijken. Maar onderzoek bewijst dat dit niet het geval is. Complimenten versterken de connecties, maar straf doet ze niet echt verzwakken. (Thorndike, 1932). Straf onderdrukt een reactie, maar maakt niet dat je de reactie vergeet.

 

> straf is niet een effectieve manier om gedrag te veranderen, want het leert de student niet wat goed gedrag is, maar alleen wat je niet moet doen.

! als iemand eerst geleerd heeft dat 2 + 2 = 5 is en dan aangeleerd dat 2 + 2 = 4, dan nog schijnt de student de response 5 nog te onthouden. [RR: maakt dat zo moeilijk om van slechte gewoontes af te komen?]


RR: weet je nog dat onderzoek bewijst dat: 16 (ongeveer) complimenten nodig zijn om 1 kritiek punt te compenseren.

 

Ad 1. Principes van doceren

Docenten moeten studenten helpen met het creeren van goed gewoontes

- Vorm goede gewoontes, verwacht niet dat ze die zelf maken.

- Let op geen gewoontes aan te leren, die je later moet veranderen.

- Maak niet twee gewoontes, als een ook voldoende is.

- Vorm een gewoonte op de manier dat die gebruikt zal worden.


Ad 2. Principes van Doceren

Docenten zouden studenten moeten helpen met het maken van ‘goed gedrag’. Thorndike schreef in 1912:

  • Vorm gewoontes
  • Wees alert op het maken van gewoontes die later veranderd moeten worden.
  • Probeer niet twee gewoontes te vormen, als een gewoonte als genoeg is.
  • Vorm een gewoonte op de manier dat de gewoonte gebruikt gaat worden.

 

[RR: bv bij performance management: maak proces en performance direct op de werkvloer, en breng het efficiëntie denken (root cause en effect en reparatie) daar aan].

 

Ad 3. Volgorde van opleiding

Breng een vaardigheid op of net voor het gebruik ervan.

Breng aan als de student de noodzaak er van ziet.

Als het een fit heeft met het niveau van voorkennis en niveau van de student.

Als het een harmonieuze fit kan hebben met het niveau van de emotie, positie van de student.

Als het het meeste past bij voorafgaande leerstof en past bij de leerstof die erna komt.

 

RR: kan me hier erg in vinden. Hier gaat het reguliere onderwijs dus mis, want losse vakken worden los behandeld, zonder vaak de verbanden uit te leggen.


Klassieke conditionering

(blz 36)

Dit is een meervoudige procedure dat initieel bestaat uit

- een unconditional stimuli,

- die een effect heeft op unconditional response.


Hond, bel, honger, kwijl.

Bel = is de conditional stimulus

Kwijl = conditioned response

 

Generalization: als je reactie op de conditie op een response zit, dan kan het ook van andere vormen van conditional stimulus komen. Metronoom voor hond op 70 tikken, dan ook kwijl bij snellere tikken.

 

Discrimination: hier zorg je dat er onderscheidt is: de hond reageerd alleen op 70 tikken per minuut.

Higher-order conditioning: na een reactie op de tikker, dan ook een buzzer laten afgaan. Na een tijdje gaat de hond ook kwijl produceren. Volgens Pavlov kan dit tot maximaal drie extra stimuli doorgaan.

RR: en nu in jipjanneke taal: je kan een hond drie verschillende stimuli aanleren waarbij die op alle drie steeds kwijl zal geven. Eerst door een tikker, dan laat je daarna een buzzer afgaan en daarna een licht signaal, en gaandeweg zal de hond bij ieder van de drie stimuli kwijl produceren.

 

Informational Variables

De conditional stimuli en unconditional reponse hangt ook af van de informatie die in de CS zit. Dit komt omdat mensen ook verwachtingen maken rond de waarschijnlijkheid dat deen unconditional reponse zal voorkomen.

 

FINDING: het herhalen van conditional stimuli en dan unconditional response standaard verwachten, dat is niet zo, er blijkt een cognitief proces tussen te zitten.

Zo simpel als Pavlov het stelde is het dus niet, meer complex.

 

Biologische invloeden

Pavlov geloofde dat alle responses gemaakt kunnen worden uit stimulus. Dat blijkt bij onderzoek niet zo te zijn. Belangrijk is dat de stimuli op een manier ‘past’ bij de response.

FINDING: generalisatie dat het altijd zal werken, is niet zo, het is maar beperkt.

 

Contiguous conditioning

Auteur: Edwin R. Guthrie

Kern: het kerngedrag zijn handelingen/daden en bewegingen.

Onderzoeksmethode:


Vier conditioneringsprincipes:


Principe 1. Activiteit en beweging

Definitie van het principe: een combinatie van stimuli dat een verandering heeft gebracht, zal bij herhaling van die stimuli waarschijnlijk opnieuw de verandering geven. (Guthrie, 1952)

en:

Stimuli patronen die actief zijn op het moment van de response, hebben de tendensie om, als herhaald, de response te versterken (elict) [RR: moet je hier denken aan drinken en roken die mekaar versterken?]

 

Principe 2. Sterkte van de associatie

Definitie van het principe:

Een stimulus patroon haalt zijn volledige associatieve sterkte op het moment van de eerste combinatie met de response.

FINDING; Guthrie verwerpt de gedachte dat de associaties versterkt wordt door herhaling, zoals Thorndike dat stelde. Guthrie ziet de eerste combinatie als meest beslissende voor de kracht van de associatie. [RR: dat kan ik toch moeilijk geloven, eens opzoeken hoe dat zit]

 

Principe 3. Beloning en straf

FINDING: Guthrie zag beloning en straf niet als belangrijkste drijfveer, wel herhaling (contiguity) Zoals maaltafel uit je hoofd leren met bijvoorbeeld flash-cards. [RR: dagelijkse kost deze lente 2020 met Noor]

 

Principe 4. Gewoonte vorming en Verandering 

Drie manieren volgens Guthrie:

1. Drempel (threshold)

Van zwakke stimulering, naar steeds hardere, zonder de drempel die ongewenst gedrag zal gaan geven te raken.

Voorbeeld: Geeft kennis inhoud in kleine blokjes en vergroot de hoeveelheid tijd.

 

2. Moeiheid van herhaling (fatique)

Dwing een kind de niet gewenst response te herhalen tot die er moe van wordt.

Voorbeeld: Een kind dat papieren vliegtuigjes voud, dat nog daarna 100 keer laten doen.

 

3. Niet passende response (incompatible response)

In de aanwezigheid van stimulus, laat het kind een response doen dat niet gelijk is aan de niet-gewenst respons.

Voorbeeld: Zitten in een media-centre linken met lezen van een boek, niet met praten.

 


Operationele conditionering

(blz 46)


Past hierbij: 


Conceptual framework

Dit deel beschrijft de aannames die onder 'opertionele conditionering' zitten.

Een belangrijke behavioristische theorie is het operatnt conditioneren van Skinner.

Kern: operant gedrag uit zich als gevolg van de omgeving en komt vaker of minder vaak voor door een bekrachting. Die bekrachtiging is verantwoordelijk voor het versterken van repons, het vergroten van respons of het verminderen van respons. Een bekrachting is iedere stimulus of gebeurtenis die volgt na een respons die leidt tot het versterken van de respons. Bekrachting is situatie specifiek.



Wetenschappelijke kant en aannames

Pavlov bracht de conditionering als uiting van een neurologische functionering. Skinnner, ontkende dat niet, maar dacht dat de psychologische visie op gedrag begrepen kan worden op zijn eigen gronden, zonder referentie naar neurologie of andere interne gebeurtenissen.

Functionele analyse van gedrag

Hier heeft Skinner het nodige over gezegd. Kern is het 'drie componenten-contigentie model van Skinner:

S(d) > R > S(r)

Een discriminerende stimulus S(d) geeft aanleiding tot een respons, R, die gevolgd wordt door een bekrachtigende stimulus, S(r).

Dit is het bestuderen van gedrag als een 'functionele analyse'.

Men gaat voorspellen en controleren het gedrag van het individu.


Principes van gedragsmanagement/basis process


>> Check: zijn dit de engelse termen: Punishment; Reinforcement removal; Extinction; Premack principle




1. Her bekrachtigen

Verschillende vormen: 

Positieve her-bekrachtiging, 

T geeft extra studie tijd > L studeert > T prijst de L voor goed werk.

 

Negatieve her-bekrachtiging

T geeft extra studiewerk > L studeert > T zegt dat L geen huiswerk hoeft te doen.

 

Straf (geef negatieve reinforcer)

T geeft extra studiewerk > L verspilt tijd > T geeft huiswerk,

 

Straf (haal weg positieve reinforcer)

T geeft extra studiewerk > L verspilt tijd > T zegt dat L vrije tijd zal missen

 

2. Extinction



3. Primaire en secundaire her-bekrachtigers

Primaire: nodig om te overleven.

Secundaire stimulie die geconditioneerd worden door hun verbinding aan de primaire bekrachtigers. (voorbeeld glas waarin het melk zit, wordt de secundaire)

GEneraliserende bekrachtiging: een secundaire die linkt met meerder primaire. (sstandaar langer werken (generaal) om meerder berkrachtingen tek kopen (eten, vakantie, etc)


Wanneer een respons regelmatig voorkomt als gevolg van een stimulus, kan de respons ook voorkomen als gevolg van andere stimuli. Dit wordt generalisatie genoemd. Generalisatie komt echter niet automatisch, het moet geprogrammeerd worden net als andere gedragsveranderingen. Voorbeeld: studenten met goede academische gewoonten komen naar de lessen, zijn aanwezig en participeren bij activiteiten, maken aantekeningen, bereiden zich voor en houden het maken van de opdrachten bij. Deze gedragingen zorgen voor hoge resultaten en cijfers. Wanneer studenten beginnen met een nieuwe klas, is het niet noodzakelijk dat het gedrag hetzelfde is als in eerdere klassen, maar het gedrag is herhaaldelijk bekrachtigd en zal dus hoogstwaarschijnlijk voorkomen in de nieuwe setting. 

Discriminatie, het aanvullende proces op generalisatie, houdt in dat er anders gereageerd wordt (in intensiteit of aantal) afhankelijk van de stimulus of kenmerken van een situatie. 

Shaping is het leren door correctieve feedback (middel ter verbetering). Ook wel de positieve bekrachtiging van kleine opeenvolgende stappen waarin het beoogde doelgedrag wordt benaderd. 


Een goed voorbeeld van shaping is een kind die een basketbal gooit vanaf een bepaald punt op het veld. Het eerste shot is te zacht. Het kind gooit de bal de tweede keer harder, maar dit keer te hard. De derde keer gooit hij niet te hard en de bal raakt de rechterkant van de ring. De vierde keer richt het kind de bal links, maar net te ver, waardoor de bal weg stuitert. Uiteindelijk gooit het kind even hard, maar iets meer naar rechts en gaat de bal door de basket heen. 

Chaining is het combineren van verschillende eenvoudige gedragingen tot een meer complex geheel (bijvoorbeeld dans en taal). 


4. Premack Principle

Kern: als een kans een grotere waarde heeft voor de persoon dan een lagere waarde, zal de hogere waarde de repsonse zijn.

Auteur: Premack (1962, 1971)


5. Straf

Kern: straf verminderd de waarschijnlijkheid dat op de stimuli een respons gegeven wordt.


6. Planning van her-bekrachtiging

Kern: wanneer een bekrachtiging wordt toegepast.

Auteurs: Skinner.


Manieren om gewenst gedrag te behouden zijn: Fixed ratio schema’s; Fixed interval schema’s; Variable ratio schema’s; Variable interval schema’s.


6a. Een continu schema: bekrachtiging op iedere correcte response.

6b. Intermittent schema: soms maar niet altijd.

6c. fixed interval schema: de eerst bekrachtigen en dan steeds na een vaste periode.

6d. variable interval schema: 

6e. ratio schema: bekrachtiging afhankelijk van aantal correcte respones.


>> de meest effectieve bekrachtiging is Variable ratio schema.


7. Generalisaties

Kern: als een response gegeven wordt bij een bepaalde stimulus, zal die ook kunnen gelden bij andere stimulie.


8. Discrimination

Kern: anders reageren (in intensiteit of aantal) afhankelijk van stimulie.


Gedragsverandering

(blz56)


1. Shaping


2. Chaining


Gedrags aanpassingen of Gedrags therapie

Kern: het systematisch toepassen van gedrag leer principes.




Toepassingen bij Instructies

(blz 60)


Skiner heeft veel geschreven over de toepassingen die zijn theorie heeft. Hieronder een paar toepassingen verder toegelicht.

 

Toepassing 1: Doelen voor Gedrag

Dit zijn duidelijke statements van de bedoelde uitkomsten bij een student van de instructie. Deze kunnen van heel ruim tot heel specifiek zijn.

Een gedrag doel beschrijft wat studenten doen als ze laten zien wat ze kunnen of gedaan hebben en hoe docenten kunnen weten wat studenten doen. (Mager, 1962) Vier delen van een goede doelstelling zijn:

  • De specifieke groep van studenten
  • De daadwerkelijke gedragingen die studenten moeten uitvoeren als een uitvloeisel van de instructies.
  • De condities van de omstandigheden waar de student zijn gedrag moet uitvoeren.
  • De criteria voor het beoordelen van het gedrag van de student om te bepalen of de doelstellingen zijn gehaald.

 

Voorbeeld: bij een branding probleem weten de eerste jaar (1) met een contentplan (2) te komen voor een productlijn (3) met ten minste twintig variabelen. (4)

 

Toepassing 2: Studietijd

Omgeving is bepalend voor het leren. Een van de variabele is tijd. Studenten leren succesvol in het verband dat er is met de hoeveelheid tijd dat ze in studie steken.

 

Welke factoren beïnvloeden tijd?

Factor – Tijd nodig voor het leren

1. Hoeveel kende je al van de stof?

2. De vaardigheid om instructie te begrijpen.

3. Kwaliteit van de instructie.

 

Factor - Tijd besteed aan leren

1. Tijd die beschikbaar wordt gesteld door school.

2. Tijd dat de student bereid is te spenderen.

 

Toepassing 3: Mastery Learning

Mastery learning gebruikt Carroll’s ideen in een systematisch plan met instructies dat als onderdelen heeft: definieren van mastery, planning for mastery, doceren voor mastery, en beoordelen voor mastery. (Block & Burns, 1977)

 

Bijdrage en Kritiek

Onderzoek naar het effect van de aanpak van mastery leren zijn wisselend. Block en Burns (1977) vonden mastery learnen mee effectief dan traditionele vormen van instructie. 

Andere vonden dat de methode goed was voor hogere onderwijs niveau’s en niet voor lagere. 

 

Toepassing 4: Programmed instruction

Programmed instructie refereerd aan instructie materiaal dat ontwikkeld is volgens de principes van ‘operant conditioning principles of learning’. (O’Day, Kulhavy, Anderson, & Malczynski, 1971)

 

De meeste programma’s maken gebruik van de hulp van computers die de instructies weergeven. Computer-based instruction (CBI) Deze programma zijn voor iedereen hetzelfde. En ze minimaliseren fouten in de instructie door materiaal in verschillende vormen aan te bieden.


RR: doet me denken aan de tijd dat ik directeur was van een traingings/talen instituut. Met toen nog bandjes, taperecorders waar studenten naar moesten luisteren en dan de zinnen in de andere taal moesten herhalen.

 

Bijdrage en Kritiek

Deze aanpak gebruikt shaping en daardoor zijn de verbeteringen die je gaat zien in kleine stapjes. Het is liniair, alle studenten gaan door dezelfde volgorde van studie, wat overigens niet dezelfde snelheid hoeft te betekenen.

Ge gebruiken om iets te drillen.

Het is te personaliseren, studeten vertellen over zichzelf en daar is het programma op aan te passen.

 

Toepassing 5: Leercontract

Contigency Contracts, contract voor 'onvoorziene omstandigheden'.

Dit is een contract tussen de docent en student en specificeerd welke werkzaamheden de student zal doen en de verwachte uitkomsten. 

 

Richtlijnen: om de performance optimaal te maken is de basis van het contract dat (Schunk, 1995):

- de doelen specifiek zijn,

- dichtbij de hand, dus bereikbaar voor studenten,

- en moeilijk, maar bereikbaar

Vervolgens is er informatie nodig naar de student over zijn voortgang. Dit zal de motivatie doen toenemen en het succes (Locke & Latham, 1990)

 

Kritiek / Support

Als mensen participeren in het selecteren van hun doel zijn ze vaak meer gecommitteerd aan het doel, dan als ze niet participeren. (Locke & Latham, 1990)

 

Het opstellen van een contract kost veel tijd.

  

 

Though-leaders in dit onderwerp

  • Carroll, J.B.
  • Guthrie, E.R.
  • Pavlov, Ivan (1849-1936)
  • Skinner, B.F.
  • Thorndike, Edward L. Thorndike, 
  •  

 

#rubric

 

principes behandeld:

principe van Associative shifting

Principe van identical elements die transfer bereiken.